In the middle of nowhere, te bereiken door vele zandweggetjes en bospaden, staat het Lawrence. Een groot, oud en somber gebouw met stenen die afbrokkelen en rottende raamkozijnen. Het gebouw lijkt leeg te staan van een afstand, maar binnen heerst genoeg bedrijvigheid. Nu is dit niet de meest intelligente of nuchtere bedrijvigheid, het is wel zeker bedrijvigheid. En zeker sinds de doden weer zijn opgestaan uit hun graf om doelloos rond te wandelen en elk levend wezen aan stukken te scheuren en op te eten. In dit grote gebouw leven de labielen, de levensvermoeiden en de mensen met een groot hart die zo goed zijn om te helpen. Vanaf het moment dat de doden begonnen te wandelen, werden er gigantische voedselvoorraden opgeslagen in de kelders van het instituut. Dit alles om een stel labiele mensen in leven te houden. Al snel stierf een groot deel van de toezichthouders en psychopaten in het Lawrence. De mensen die overbleven, moesten in leven zien te blijven. Er werden mensen naar de stad gestuurd zodat ze een wapenvoorraad konden aanleggen. Rond het gebouw werden mensen neergezet met wapens om te patrouilleren en de mensen ín het Lawrence veilig te houden.
The Lawrence Institute (toelichting):
The Lawrence Institution, of ‘het Lawrence’, zoals buren het liefkozend noemen, is een gesloten instelling. Van buitenaf zul je weinig ongewoons opmerken: het grote terrein is omgeven door hoge hekken met grote rollen prikkeldraad en bezoek is onder geen beding toegestaan. Bernhard Lawrence, de oprichter van deze instelling, was een mensenvriend die het verschrikkelijk vond om te zien dat mensen die eigenlijk ontoerekeningsvatbaar of simpelweg mentaal in de war waren, toch in de gevangenis belandden – en zo jong al! Gesteund door zijn vrouw richtte hij hierom The Lawrence Institution op. Dit was natuurlijk een goede manier om te helpen: jonge mensen die een misdaad hadden gepleegd, kwamen nu in het Lawrence terecht en kregen alle hulp en zorg die ze nodig hadden. Dit klinkt als een happy end, maar we zijn nog lang niet bij het einde. Bernhard Lawrence zag zijn ‘taak’ nog niet als volbracht nu hij dit had gedaan. Hij zag ook andere groepen van de bevolking die hulp nodig hadden: zij die worstelden met mentale ziekten, depressie, anorexia of automutilatie. Een grote groep van deze mensen kwam snel binnen. Het Lawrence werd voller, drukker en Bernhard moest wel personeel binnenhalen, hoewel dit na de aanschaf van het gebouw van het Lawrence de genadeslag zou worden voor zijn fortuin dat eerst zo groot was. Maar de echte problemen begonnen pas toen Bernhard hopeloos verliefd werd – en niet op zijn vrouw, Cate Lawrence. Bernhard was gevallen voor Rose: een jong, mooi meisje met schizofrenie. Het leek hem een geweldig plan om haar binnen te halen in het Lawrence en zo veel tijd met haar te kunnen doorbrengen, maar er zat één ding in de weg: Rose was ook getrouwd en haar man liet haar niet bij hem weghalen. Bernhard vond het echter ondraaglijk om zonder dit meisje te leven en ontvoerde haar. Hij verbood bezoek in de instelling om de voorkomen dat de man van Rose haar kwam ophalen. Nu leek zijn plan gelukt, maar Rose was er niet blij mee. Ze miste de liefde en zorg van haar man en hoe Bernhard haar ook op haar gemak probeerde te stellen, ze kon niet wennen aan de instelling. Op een dag kwam Bernhard haar kamer binnen en zag hij haar hangen aan een koord dat was vastgemaakt aan het plafond. Hij was gek van verdriet om zijn geliefde Rose, hij kuste haar dode lippen en hield haar urenlang vast. Dit merkte Cate Lawrence echter ook en woedend stormde zij naar de kamer waar haar man zich met het lijk bevond. Even later verliet ze de kamer weer – de kamer waar nu twee lijken lagen. Cate riep haar achttienjarige zoon Jon bij zich en beval hem om niet te treuren en voor de instelling te zorgen. Hierop vluchtte ze weg. Zo werd Jon Lawrence zo jong al ‘wees’ én beheerder van het Lawrence. Hij was niet zo menslievend als zijn ouders waren geweest, maar zag het als zijn plicht om het Lawrence draaiende te houden.